Misschien herkent u dit, het gebeurt mij in elk geval regelmatig, ineens ben ik mijn echtgenote kwijt. En dan, in een verborgen hoek in onze achtertuin, waar de zonnestralen zachtjes door de rododendrons schijnen, vind ik haar weer. Mijn geliefde echtgenote, met haar handen wroetend in de aarde, zwarte nagels en een glimlach op haar gezicht. Ze is een tuinierster, een magiër die de grond tot leven wekt. In de drukte van het moderne leven, tussen vergaderingen en deadlines, brengt zij haar kostbare vrije minuten door in de tuin, haar heiligdom en een bron van rust te midden van de hectiek van de dag. Haar liefde voor planten begon lang voordat ik haar ontmoette. Als kind spelend tussen de bloemen in de tuin van haar ouders, leerde ze van haar moeder de namen van elke bloem, struik en boom uit haar hoofd. Met haar vader ging ze nieuwsgierig op ontdekkingsreis naar de regenwormen in het natte gras.
In ons eerste huis, was het ook geen verrassing dat zij meteen de tuin claimde. Ze begon met het weghalen van de bestrating en verving de stenen door bloembedden, gevuld met bloeiende vaste planten. Maar al snel breidde ze het groen steeds verder uit. Rozenstruiken in de borders, kamperfoelie, clematis en jasmijn langs de kale schuttingen en er kwam een kleine moestuin met tomaten, basilicum en komkommers.
Soms kwam ik thuis en ontdekte dat er weer een nieuwe bloemenborder was aangelegd, mijn bemodderde schoenen en een stapel straatstenen als stille getuigen. Haar liefde voor de natuur is aanstekelijk. Ik begon haar beetje bij beetje te helpen, mijn handen onkundig en mijn kennis zeer beperkt. Ze leerde me hoe je de grond moest voorbereiden bij het planten, wanneer je moest snoeien en ze leerde me vooral hoe ik onkruid moest wieden. Nog steeds moet ze lachen als ik de pluimhorten sia’s witte trosbloemen noem en de moerbeien tot dakeiken heb omgedoopt.
Onze tuin bij ons nieuw gebouwde huis is een oase van groen en doordachte eenvoud. De camelia’s bloeien in februari als aankondiging van alles wat dat jaar nog komen gaat. Maar het mooiste van dit alles is de liefde die erin is gestopt. Elke bloem, elk blad, elk grassprietje draagt haar stempel. Op warme middagen zit ze op haar knieën op het gras, de drukte van de hoofdstad lijkt ver weg en is vervangen door het getjilp van vogels en het gezoem van bijen. Ik daarentegen struikel mopperend over harken, schoppen en gieters, die overal verspreid liggen. De tuin is haar domein, en het gereedschap lijkt haar overal welwillend te volgen.
En als de avond valt, staat ze daar, soms nog in haar keurige werkkleding, in het schemer met een gieter in haar hand en geeft dorstige planten nog snel een slokje water. Dit is mijn ode aan mijn tuinierende echtgenote. Aan de vrouw, die met haar groene vingers mijn wereld een beetje mooier maakt. Aan haar geduld, haar liefde en haar vermogen om zelfs de meest dorre grond te laten bloeien. En als ik zittend op de veranda, met een glas wijn in mijn hand, naar haar kijk in onze geweldige tuin, weet ik dat ik de gelukkigste man ter wereld ben.
Dus, als u ook een tuinierende echtgenote of misschien een tuinierende echtgenoot heeft, mopper dan af en toe, maar prijst u zich vooral een bevoorrecht mens.